Ik naaide nog eens iets voor mezelf. Een kokerrokje. En dan nog eentje met een beetje geschiedenis. Zoals jullie misschien nog wel weten, heb ik avondles patroontekenen gevolgd. In het eerste jaar, leerden we daar een rok op maat tekenen. En zodra mijn basispatroon klaar was, begon ik aan dit rokje. Een snel projectje: vertrekken van een basismodel, beetje versmallen onderaan, en er een plat stuk insteken waarin ik mijn nepen kon verstoppen. Piece of cake.
Net geen 3 jaar ben ik eraan bezig geweest. 3 jaar! En dat voor een simpele rok zonder al te veel tierlantijntjes. Alleen een paspelbandje ertussen.
En een voering erin.
De eerste reden om dit rokje “eventjes” opzij te leggen, was een zwangere buik die de kop kwam opsteken. En met zo’n buik kan je veel, maar hem in een kokerrokje steken, dat lukte net niet. Dus werd dit rokje op de UFO stapel gegooid, tot ’t lijf er weer klaar voor was.
Ondertussen werd die UFO stapel een paar keer verplaatst. Verbouwingen, en verhuizen in je eigen huis (vandaar ook de gaten in de muur en de elektriciteitskabels uit het plafond. We werken eraan). Na verloop van tijd was ik niet altijd zeker meer dat ik die UFO doos ooit echt gezien had. Had ik ze mij maar ingebeeld? Had ik er ergens misschien een vage foto van? Maar uiteindelijk, ergens vorige zomer, zag ik het ding toch weer verschijnen. En ging ik toch eerst en vooral dat rokje afwerken.
Helaas, het rokje bleek te groot. Het patroon moest worden aangepast. En de stof bijgeknipt. En de voering ook. En waar lag die paspel ook al weer? En die blinderitsvoet? En die blinde rits?
Om een lang verhaal kort te maken, het ding heeft nog ’s een half jaar op mijn naaitafel gelegen. Tot ik met kerst plots tijd cadeau kreeg. Een slapend huis, nergens een bezoekje gepland, en wie doet er nu z’n huishouden op kerstdag? Tijd! Om te naaien! Uren aan een stuk!
En kijk, ’t past.
Meer zelfs, door het maatwerk sluit het ding mooi aan tegen mijn holle rug. En dat wil zeggen dat ik nu kan hurken zonder direct met een hele stratenmakersspaarpot bloot te zitten. Eureka!
De paspel valt dan weer niet zo goed op, ik denk dat de kleur niet fel genoeg is.
En misschien had ik nog iets moeten borduren op het voorpaneel, zodat dat grote donkere vlak een beetje gebroken werd.
De split, die heb ik afgewerkt met een vliegje, tegen het inscheuren. ’t Was de eerste keer dat ik die techniek toepaste, ik ga me toch nog wat moeten oefenen.
Geen overbodige luxe alleszins om die split te versterken, want zo’n kokerrokje beperkt de beweging toch wel wat. En dat kan al ’s moeilijk worden op de fiets of op de trap.
En over vliegjes gesproken, nog een tip: stel dat je in de zomer net iets te veel vliegen in huis hebt naar je goesting. En stel dat je als oplossing daarvoor zo’n goeie ouwe vliegenvanger ophangt, zo eentje zoals bij je grootouders aan de luchter hing (bij de mijne toch). Zorg er dan voor dat je die vliegenvanger niet in de zon hangt. En zorg er ook voor dat je je naaiwerkjes niet onder die stapel legt. Want zo’n vliegenvanger, dat smelt gelijk toch een beetje van de warmte. En dan loopt dat plakspul daar zo’n beetje af. En drupt dat op wat er onder die vliegenvanger ligt. En maakt dat lelijke vlekken. En die vlekken van dat plakspul, die krijg je precies toch niet al te goed uit voeringstof…
Toevallig niemand die de ultieme tante-Kaattip weet? Of maak ik er beter een modetrend van, van gevlekte voering?